Intravitreale injecties zijn medische procedures die worden uitgevoerd om oogproblemen te behandelen, met name aandoeningen die het netvlies of de macula (het centrale deel van het netvlies) beïnvloeden. Deze injecties worden meestal uitgevoerd door een oogarts of een retinaspecialist en worden vaak gebruikt bij de behandeling van aandoeningen zoals leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD), diabetische retinopathie en retinale veneuze occlusie.
Hieronder vindt u meer uitleg over intravitreale injecties.
Ook vindt u uitleg over de gevolgede procedure.
Mogelijke risico’s en bijwerkingen worden aangegeven.

Het oog
Het oog bestaat van buiten naar binnen uit de harde oogrok (sclera), het vaatvlies (de choroidea), het netvlies (de retina) en de oogbol is gevuld met een waterige geleiachtige substantie (het glasachtig lichaam). Zie de figuur
Wat is een intravitreale injectie?
Het betekent een inspuiting van medicatie binnen de gelatineuze structuur van het oog. Deze gelatinestructuur noemt men het glasvocht of het vitreum. Een geringe hoeveelheid medicatie wordt in vloeibare vorm ingespoten (0,05 cc tot maximum 0,1cc). Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een zeer dunne injectienaald met aangepaste lengte. Het is een procedure die kan herhaald worden.
Hoe vaak heb ik intravitreale injecties nodig?
Hoe vaak u een injectie krijgt, is individueel verschillend en kan afhankelijk van de aandoening variëren van enkele maanden tot meerdere jaren. Het is niet uitzonderlijk dat de behandeling nooit volledig gestopt kan worden.
Om het aantal injecties te beperken, volgen we het ‘treat-and-extend’ schema:
De reactie op de behandeling wordt altijd met een OCT-scan (netvliesscan) bepaald. Met dat onderzoek kunnen we zien of en hoeveel vocht er in het netvlies zit.
De verschillende geneesmiddelen
De injecties worden bij het begin van de behandeling maandelijks gegeven, tot het maximale resultaat is bereikt. Vervolgens kijken wij of dit maximale resultaat stabiel (constant) gehouden kan worden met minder vaak injecties.
We zullen daarom regelmatige tussentijdse controles doen, steeds met daarbij ook OCT-onderzoek. Met dit onderzoek kunnen we goed vervolgen hoe het effect is op het oedeem (vocht) in het netvlies.
De meeste van deze aandoeningen zijn chronisch; u moet daarom rekening houden met een lang behandeltraject. Wel zijn na verloop van tijd vaak minder injecties nodig.
Als het gekozen geneesmiddel niet de verhoopte resultaten geeft, kunnen we besluiten over te gaan op één van de andere vaatremmers. Het kan ook voorkomen dat een middel eerst wel werkt, maar na verloop van tijd niet meer. Ook dan wordt er gekeken of één van de andere middelen beter werkt.
Een andere categorie geneesmiddelen, die ook kan worden ingespoten, is die van ontstekingsremmers (corticosteroïden), bijvoorbeeld triamcinolon (Kenacort).
De keuze hiervoor is afhankelijk van de aandoening en van eerdere reacties op andere geneesmiddelen.